Bijna Trans Sumatra, maar geen Highway - Reisverslag uit Sumatra, Indonesië van herman en johan - WaarBenJij.nu Bijna Trans Sumatra, maar geen Highway - Reisverslag uit Sumatra, Indonesië van herman en johan - WaarBenJij.nu

Bijna Trans Sumatra, maar geen Highway

Door: Johan

Blijf op de hoogte en volg herman en johan

23 Juni 2013 | Indonesië, Sumatra

Vanaf de havenplaats gaan we met de trein van 09.30 uur de binnenlanden van dit enorme eiland in, zittend in de restauratiewagon, waar we met een Australiër gaan kletsen, kaarten en uiteraard ons tegoed doen aan de geserveerde maaltijd: rijst met een ei. Na een langdurige stop treinen we verder, de nacht in, natuurlijk kaartend, wat verboden wordt door de nederlands sprekende conducteur, maar we spelen toch door; onderweg heerlijk fruit kopend voor onwaarschijnlijk weinig geld; duttend, hangend en balend, hoe beroerd het ‘s nachts reizen is, bereiken eindelijk we om 06.30 uur Lubuklinggau, het eindpunt van de spoorlijn op Sumatra, waarbij ook vermeld moet worden, dat op het traject van 450 km gebruik wordt gemaakt van 6 verschillende diesellocomotieven, met alle daarbij behorende stops. Overdag slapen we tot 16.00 uur, lopen wat rond, gevolgd door hordes kinderen, eten een overheerlijke maaltijd, kopen een buskaart voor de reis naar Padang, drinken een fles bier op en gaan om 20.00 uur weer te bed.
De volgende morgen, 13 april, staan we om 07.00 uur op en na het ontbijt en onze spullen weer ingepakt te hebben, gaan we vanaf 09.00 uur zitten wachten op een bus; weer kaartend, bananen kopend, aapjes ( letterlijk ! ) kijkend etc. Om 13.30 vertrekken we dan, zittend op de 4e rij, en maar 4 personen op onze bank om na drie uur gehobbel een theepauze te nemen, en daarna weer drie uur door elkaar geschud te worden. Bij een rivier aangekomen, die door de overvloedige regen gezwollen is, moeten we wachten, omdat de pont niet kan varen; de tijd brengen we etend en kaartend door, tot 02.00 uur, dan gaan we boven op de bus slapen; het is behoorlijk fris, maar om 06.00 uur kunnen we over. Verder een te gekke rit over smalle wegen, door rare dorpjes, over allerlei rivieren met ponten ( zonder motorkracht varend ) wegens het ontbreken van bruggen ( opgeblazen door de Nederlanders tijdens de opmars van de Japanners ). Soms zijn er wel bruggen, maar die moeten lopend overgestoken worden, waarna de bus leeg volgt, ook komen er natuurlijk passagiers bij: zitten we met z’n zessen op een bank. En zo rijden we, soms scheurend, dan weer wegslippend, ook wel eens over een stuk geasfalteerd, maar vaak ongeplaveid, stoppend voor een aardverschuivinkje, voor motorpech ( wat een oorverdovende stilte in het oerwoud ! ), voor een pont, in enorme regenbuien naar Padang, waar we na twee dagen arriveren. Hier blijven we 1 dag om vervolgens door te reizen naar Bukkitingi, waar we het fenomeen “busorgel” meemaken: in veel bussen heeft de chauffeur de beschikking over een toetsenbord, waar hij via de verschillende luchthoorns melodieën ten gehore kan brengen; onze bus laat niet eerder de passagiers uitstappen, totdat zijn melodie uitgespeeld is. In dit rustige, koele stadje bekijken we het legermuseum met een echte Fokker S 11, we gaan naar de dierentuin met een fraaie tijger, een gigantische krokodil, een joekel van een python en uiteraard orang oetangs, - voor de rest een stinkende hoeveelheid hokken - en stappen rond in de daar beroemde canyon en wat grotten.
En verder gaan we, weer een fantastische tocht met een scheurende bus door de binnenlanden van Sumatra, waar tijdens een eetpauze even de dynamo eruit gaat voor een reparatie, maar zonder verdere tegenslag bereiken we de havenstad Sibolga, om 01.00 uur zaterdagnacht. De zondag besteden we door wat rond te lopen en ons te laten rijden in een betjak, liever gezegd wij fietsen om de beurt. We drinken koffie bij familie van de betjakker, fietsen naar de haven, waar we met z’n 3-en wat eten, en het mooie meisje Iria ontmoeten, die in ons gesprek zegt, dat kussen voor het huwelijk niet goed is. ‘Savonds gaan we met z’n 3-en ( de man van de betjak en wij ) naar de bioscoop en gaan na afloop terug naar de haven, waar we in een bar gezellig praten, bier drinken en zelfs als mannen onder elkaar dansen.
En er volgt de dag erop nogmaals een schitterende tocht in een overvolle bus over redelijke wegen, nu naar Prapat, de plaats, vanwaar de oversteek naar het eiland Samosir, gelegen in het Tobameer, gemaakt kan worden, één van de hotspots van de hippietrail. Ook het “gewone” toerisme heeft deze plek al ontdekt en zo komen we bijvoorbeeld Nederlanders tegen ( dik, wit en waterig ), die Indonesië in 17 dagen doen; wij blijven echter nog wat langer en steken over naar Samosir, en belanden in een duidelijke reizigersgebeuren:goedkope, niet al te schone onderkomens, dit keer met vlooien; en het eten kan vaak ook beter. We ontmoeten verschillende mensen, die we eerder op onze reis zijn tegengekomen, dus valt er veel te praten, veel boeken te ruilen, veel te schaken, te kaarten en wordt er ook weer eens een pretsigaret opgestoken, met hilarische gevolgen. We struinen wat langs diverse dorpjes aan de waterkant, waar de befaamde Batak-huizen staan, omringd door graven in de min of meer menselijke vorm van de voorouders, zien dansen en horen zang, houden ons bezig met de gebruikelijke huishoudelijke taken als kleren wassen, en vragen ons af, wat een ½ gulden uit 1929, een gulden uit 1930 en een rijksdaalder uit 1931 waard zijn, die ons aangeboden worden. Na 4 dagen hebben we het hier wel gezien en gaan onder leiding van een dorpeling de steile helling/wand op, die de kuststrook scheidt van de rest van het eiland, een loodzware klim, maar daarna stukken makkelijker; het landschap doet een beetje aan Schiermonnikoog denken. We lopen in de breedte over het eiland en aan het eind van de middag komen we in een dorpje aan, waar we kunnen eten en slapen, weliswaar gewoon op de houten vloer. Vervelend is het gezeur om souvenirs en de volgende morgen is de rekening behoorlijk hoog. We stappen, pratend over kerk (het is zondag, elk gehucht heeft er 1, dus komen we langs vele, met diensten van zeker 2 uur ) en meisjes, rustig door en komen aan de andere kant van het eiland aan in Pangururan, waar we ons bijna verbranden in de heet waterbronnen. Ook hier in het dorp zijn weer knappe, aardige meisjes, maar om te trouwen moeten we met een bruidsschat van 10 buffels komen, daarom laten we het bij zingen. We horen ook hier weer de verhalen over corruptie: 2 uur les krijgen, maar wel voor 6 uur betalen; en als je niet betaald, zak je voor je toelatingsexamen. Met een bootje varen we naar de vaste wal en via Priantar reis ik af naar Medan, waar Herman de volgende dag pas arriveert.
Na één nacht gaan we nog een paar dagen naar Brastagi, een relaxte, koele plaats in de heuvels, - tevens een toevluchtsoord voor de vele chinezen ( en ook Indonesiërs ), die op hun vrije dag de hitte van Medan ontvluchten - waar we o.a. biljarten, een vulkaan beklimmen: omhoog geen probleem, maar terug een lastige klus, - boven hebben we een mooi uitzicht en inzicht in de 4 kraters, waaruit de zwaveldampen en stoomwolken ten hemel stijgen - en waar we allerlei reizigers tegenkomen, waarmee we vele leuke gesprekken hebben. Ook brengen we een bezoek aan de familie Tentua, waar we ons verdiepen in nederlandse bladen als Panorama, Libelle, Prinses en oude Het Beste’s, die door bekenden van deze familie uit Nederland opgestuurd worden. Heel raar om alle problemen en toestanden uit een ver land in deze bladen te lezen, terwijl de kinderen ons verwennen door na elke dreun op het golfplaten dak de net van de boom gevallen rijpe mango te brengen. Er is zelfs een zwembad in de buurt, waar we heen gaan; jammer voor de dames: die zwemmen met een sarong over hun badpak. Met de heer Tentua, nederlands sprekend, brengen we ook nog een zeer interessant bezoek aan een klappa savit fabriek ( verwerking van de palmolie ), waar nog zeer oude, prachtige locomotieven staan. Wat ook bijzonder is: wij wassen ons in de kali ( rivier ).
Omdat we nog een paar dagen over hebben, voordat ons visum verloopt en de boot naar Maleisië ( Penang) vertrekt, besluiten we af te zakken langs de kust tot we in Tandjung Balai aankomen. Hier komen nooit blanken, dus zijn we een hele bezienswaardigheid, overal waar we gaan, volgt een stoet mensen ons, sterker nog: we worden zelfs met stenen bekogeld en aan onze shirtjes getrokken. Aangezien we een beetje dom onze paspoorten bij onze bagage in het hotel in Medan in bewaring hebben gegeven – dat hebben we steeds gedaan, want we reizen het liefst zo licht mogelijk: we hebben elk een schoudertas en een kleine pukkel; in de eerste zitten de verbandtrommel, toiletartikelen en andere noodzakelijkheden, in de andere tas een lange broek, een schoon t-shirt, de binnenslaapzak en een paraplu; de grotere bagagestukken pikken we weer op de terugweg op - kunnen we bij een politiecontrole ( wat doen die blanken hier ? ) die niet laten zien, dus moet er één van ons terug om dat op te lossen ( na het opmaken van een proces-verbaal ). Herman gaat naar Medan en ik blijf achter, totdat er een verlossend telefoontje komt, zodat ik ook weg mag. In de trein terug kent bijna iedereen ons verhaal en dat wordt dus een erg gezellige terugtocht. In Medan blijven we dan nog 2 dagen, waarin we de tickets regelen voor dezelfde boottocht als op de heenreis; ijs, bitterballen en saucijzebroodjes eten; gezellig met de inwonende hoertjes praten in ons hotel Waringin; een grote was doen, lezen en eten, en dan op 16 mei, met 13 andere buitenlanders, waarvan 2 op de fiets verlaten we na een verblijf van bijna 4 maanden de gordel van smaragd.

( De Trans Sumatra Highway is een project om over de hele lengte van dit enorme eiland een goede weg aan te leggen, lengte ruim 2000 km )

Tags: bussen;nat

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

herman en johan

herman en johan maken van oktober 1974 tot mei 1975 een reis overland naar Indonesië

Actief sinds 14 Okt. 2012
Verslag gelezen: 1141
Totaal aantal bezoekers 43399

Voorgaande reizen:

Landen bezocht: