Bali, en weer terug op Java.
Door: johan
Blijf op de hoogte en volg herman en johan
22 Mei 2013 | Indonesië, Pandjang
Na een reis van 2,5 uur met een taxi , met een stop voor het zegenen van de auto, de chauffeur en de helper, bereiken we Denpasar. Onderweg zien we direct al een crematieoptocht, wat een voorbode is van de verandering sinds Java: hier op het hindoeïstische eiland speelt de religie een enorm belangrijke rol, wat zich uit in een enorme hoeveelheid tempels, ceremonies, optochten enz. en dat alles in een zeer kleurrijk en fraai decor.
Vanuit de hoofdstad gaan we direct door naar Kuta Beach, waar de hoeveelheid witten al aangeeft, dat het een populair oord is voor de reiziger, zeg maar de wereld van Peter Stuyvesant; je treft er veel verkopers aan met handelswaar, bestaande uit kleren, houtsnijwerk, kaarten, schilderijen, er zijn motoren te huur enz. enz. Wij zijn niet zo dol op deze omstandigheden, al hebben we wel voor ons doen een luxe kamer met een douche plus koffie en thee, vlakbij zee, waarin het lekker zwemmen en surfen is, alhoewel dat laatste erg tegenvalt, niet alleen, omdat er op de ene dag betere golven zijn dan de andere, maar ook door de onwennigheid. We lezen veel, vervelen ons eigenlijk wel en gaan daarom eens een motor huren: dat geeft ook niet het gewenste resultaat, want na een half uur hebben we een lekke band. Na veel gedoe ( wil jij me terugrijden ? 100 rupiah? Goed. Nee, ik doe het toch maar niet…..) rijden we met de motor “ gewoon ” terug.
De volgende dag gaan we weer op pad, maar nu huren we 2 ( oude ) fietsen en rijden naar de zuidkant van het eiland. Zweten meneer ! De heenweg gaat namelijk veel bergopwaarts, maar met de nodige pauzes met thee en vruchten als zuurzak en banaan genieten we uiteindelijk van een aardig uitzicht. De terugweg is dan een stuk makkelijker ondanks de hitte, hoewel ook deze voertuigen last hebben van gebreken: de remmen werken niet en van beide loopt de ketting er af. Bij thuiskomst smaakt een biertje ons dan ook erg goed.
We besluiten naar het noorden te reizen en via Denpasar nemen we een ( MB 608 !) bus naar de Gunawan losmen ( = logement ) in Kintamani met een fraai uitzicht op het Batur meer en de berg met dezelfde naam. Volgens de bewoners ter plaatse hebben ze hier de lekkerste bananen van Indonesië; dat kan wel kloppen, want ik eet er 15 in een dag. De volgende dag nemen we brood en eieren mee en lopen in 2 uur naar de hete bronnen, en vandaar maken we nog een tocht rond de berg, een welbestede dag, met als toetje je wassen met ijskoud water.
Vervolgens gaan we verder met de bus naar de noordkust, naar Singaradja, maar die dag is het regenachtig en winderig, ontzettend vies weer dus, maar dankzij de vele chinezen in de stad eten we nu eens chinees.
Na een korte nacht staan we om 3.00 uur op, want we vertrekken weer naar Java, eerst de bus, daarna de boot en dit keer de dagtrein naar Surabaya, ( zodat we het fraaie landschap zien, dat we op de heenreis met de nachttrein gemist hebben ) waar we rond 15.00 uur aankomen, zodat we met de becak voor het avondeten terug zijn bij oom Alfons. Aangezien ik mij al een tijdje lusteloos voel, meld ik mij de dag daarop bij een laboratorium voor een bloed en urine onderzoek. Daar komt niets uit; wel krijg ik een recept mee voor 10 vitaminepillen. Het blijft onduidelijk, waar ik last van heb, misschien ben ik wel reismoe: teveel indrukken opgedaan in een relatief korte tijd.
Maar geen gelul, gebak van Krul. Want we richten ons nu op Yokyakarta, de stad, die we bereiken per dagtrein ( wel warmer, maar ook goedkoper ) met wagons uit 1913 van de Staats-Spoorwegen, waar het opvalt, hoezeer het stadsbeeld beheerst wordt door de fiets. Het blijkt, dat het gemotoriseerde verkeer zoveel mogelijk geweerd wordt, zodat het er redelijk rustig is en de lucht behoorlijk schoon. Dus wij ook weer op de fiets, en vanuit hotel Asia – Afrika de stad verkend: het Kraton, het paleis van de sultan, die nu de vicepresident van Indonesië is, met al zijn pracht en praal: mooie Hollandse lantarenpalen; een werkelijk schitterend rijtuig , het grootste van allen, gebouwd in Engeland en geschonken door de Hollanders. Verder bezoeken we het oudheidkundig museum, het waterkasteel en niet te vergeten : een batikshop. Daar is Yokyakarta waarschijnlijk het meest bekend om, want het is er dan ook in alle maten, vormen en weet ik al niet voor toestanden te koop, zodat we tot in ons hotel lastiggevallen worden door de verkoopsters, waarmee we toch dikke pret hebben en zij succes: we schaffen elk een sarong aan.
De volgende dag gaan we met de bus naar de Borobodur, een hindoeïstisch heiligdom, eeuwen verborgen in het oerwoud, “gevonden” in 1814 en sindsdien ontheiligd, gedeeltelijk vernield, maar ook gerestaureerd, tot 2 keer toe zelfs, ook in de tijd, dat wij er zijn, zodat het complex niet helemaal toegankelijk is, wat wel weer tot gevolg heeft, dat we in gesprek komen met een meneer van de afdeling documentatie, die ons in het nederlands veel kan vertellen over het geheel, en de restauratie ervan. In elke stupa zit een boeddha en als je die door de gaten in de wand kan aanraken ( niet gelukt ), mag je een wens doen. Bij terugkeer in Yokyakarta nemen de becak naar het hotel en ik probeer zelf te fietsen: dat valt niet mee. Met de nederlands sprekende “oma“ van het hotel kan je fijn schaken, en verder kletsen we met de andere Nederlanders.
Er zijn nog meer tempels te bezoeken in de omgeving en zo trappen we de volgende dag naar het Prambanan, een schitterend tempel complex, 20 kilometer ver. Op de terugweg zijn we als gekken door het drukke verkeer gesjeesd, omdat er een donkere lucht aankwam, en bij terugkeer in het hotel zijn we eensgezind tot de conclusie gekomen, dat een volgend bezoek aan Java en Bali met de fiets moet plaatsvinden: bij pech onderweg tref je overal fietsenmakers aan.
Ook gaan we nog een 2 dagen naar het strand, naar een plaats genaamd Parangtritis, met een echte duinenrij, alleen het zand is donkerkleurig, en het weer is somber, dus geen strandplezier. Nog niet ontdekt door toeristen, dus alles zeer goedkoop, maar we gaan snel terug naar Yokyakarta, naar oma en de batikverkoopsters in hotel Asia – Afrika. En verder, naar Bandung met de trein, en vandaar naar Lembang om een voettocht te maken naar de Tangkuban Prahu, een aktieve vulkaan, en 1 van de belangrijkste toeristische bezienswaardigheden rond Bandung, zodat we in het gastenboek de naam van Henk van Stipriaan tegenkomen, een bekende nederlander, die als boegbeeld fungeert voor Hollandse reisgezelschappen, die met cruiseschepen de Indonesische archipel bezoeken. Het is een mooie tocht, lekker fris, een sterke wind en bij tijd en wijle een afgrijselijke zwavellucht, maar we stappen er een dag lekker rond, zien warme bronnen en een aktieve vulkaan.
Al reizend zijn we via Jakarta op 27 maart weer in Depok beland, wat lijkt op thuiskomen. We logeren bij opa Sem en maken als vanouds veel pret met zijn zonen, en rijden de nieuwe Colt in ( een vrachtwagentje, met open laadbak, die omgebouwd wordt tot een busje, een soort kleine vw bus met 4 rijen banken, waar totaal 9 mensen in mogen ( en ook maar 3 rijen banken ! ) en waar makkelijk 16 mensen in vervoerd worden. Ook zien we bij opa Sem de steen uit het verhaal in de Depokbode: Als je door een slang gebeten wordt, moet je de steen op de wond leggen; die blijft plakken tot al het gif eruit is. Dan moet de steen een tijdje in melk gelegd worden en kan opnieuw gebruikt worden. We gaan naar de openluchtbioscoop, waar we een chinese vechtfilm zien; logeren ook weer bij tante Selma; maken fotoos, gaan een paar keer naar Jakarta voor het innen van het opgestuurde geld, het verlengen van ons visum ( we krijgen er 1 maand bij ); ik loop klappen op, omdat het gebaar van dimmen ( met de hand naar beneden bewegen ) in het oosten juist betekend: hier komen. Dus wordt de automobilist, die met groot licht rijdt ( vandaar dat dimmen ) woedend op mij en roept : je daagt mij uit, ouwehoer ! en beng ! Uiteraard volleyballen we geregeld, brengen nog een bezoek aan Bogor met zijn zoölogisch museum en beroemde plantentuin, en na van iedereen afscheid genomen te hebben, vertrekken we 8 april naar Jakarta, van waaruit de trein zo veel later naar de westkust van Java vertrekt dan we denken, dat we nog tijd hebben om het Oud Hollands museum te bezoeken. De stoomtrein vertrekt overvol, ook op het dak zitten mensen, en er is zelfs iemand, die daar zit te vliegeren ! Over de 150 kilometer, met een nachtstop in Serang, doet hij toch wel 8 uur, maar daarna stappen we op de ferry, die om 11 uur vetrekt en na 6 uur varen bereiken we Pandjang op Sumatra .
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley