Epiloogje
Door: Herman
Blijf op de hoogte en volg herman en johan
04 April 2014 | Nederland, Utrecht
Wat is een reisverslag zonder epiloog met een of andere puntige conclusie? Misschien helpt het Johan een laatste zetje te geven. Want terwijl ik al weer lang en breed thuis zit zwerft hij nog als een vliegende Hollander ergens in de Straat van Malacca.
Terug in Nederland werden we als jonge helden ontvangen. Volgens Willem Frederik Hermans waren we ongestraft onvoorzichtig geweest. Helden hebben status, daar hebben Johan en ik nog lang plezier van gehad. Al waren er ook kniesoren met kritiek. "Jullie gingen alleen maar voor eigen plezier, nee dan, die en die, die heeft een jaar ontwikkelingshulp gedaan in Afrika. Dat is pas een held.
Johan en ik leven nog een week of twee in een roes, daarna zitten we al snel in het Hollandse ritme. Ik ontmoet Hermien, ga studeren in Groningen en betrek samen met Johan een bovenverdieping aan de Ulgersmaweg. Ik word wat ik waarschijnlijk altijd als was, “square”, en ik doe wat ik altijd deed, ik stort me vol overgave op het hier en nu en ben vooral bezig met mijn studie. Johan wordt gered door een telefoontje van Hans Jongman en spoedig daarna vertrekt Johan voor de tweede keer richting Nepal. Wat een ironie, de wereldreiziger zit te blokken op zijn kamertje aan de Ulgersmaweg en zijn kompaan wordt de echte wereldreiziger.
Bij mijn ouders komen in de zomer nog wat brieven, foto's en kaarten uit Indonesië. Maar een half jaar later is al het contact verwaterd, alleen Piet Tentua blijft schrijven. In 1981 maak ik samen met Hermien een rondreis van 5 weken door Atjeh. Een bijzondere ervaring. We brengen ook een bezoek aan Piet Tentua die dan intussen met pensioen is. Piet en zijn vrouw Nora brengen in 1983 een tegenbezoek aan ons in Groningen.
Malacca en Singapore bezoek ik samen met mijn zoon Hendrik in 1999. Ongelofelijk dat Johan en ik dat de eerste keer niet gedaan hebben. Als mijn dochter Anna samen met Alissa in 2008 door Indonesië reist vraag ik hen of ze wil kijken hoe het met de Tentua's gaat. Van hen hebben we al een hele tijd niets meer vernomen. Ze worden allerhartelijkst ontvangen. Piet en Nora Tentua zijn inmiddels overleden. Midden in de tropen bladeren ze door een fotoboek en daar vinden ze een foto van de jonge helden, Herman en Johan.
In 2010 reis ik met Hermien ruim een week door Sumatra. Uiteraard brengen we een bezoek aan Serbalawan. In een klein eethuisje vragen we naar Piet Tentua. De eigenaar, een oude man, wordt ogenblikkelijk enthousiast, ah, papi Ambon. Blijf zitten, blijf zitten, drink een kop thee, Even later zie ik Piet op een brommer voor het theehuis naar ons kijken. Maar dat kan helemaal niet, Piet is overleden. Zonder ons aan te spreken rijdt hij weg. Even laten komen twee jongeren op brommers ons ophalen. Kleinkinderen van Piet.
We ontmoeten Clara en haar zusters. Niemand van de kinderen spreekt nog Nederlands, behalve de oudste Elizabeth. Pieter, de enige zoon van Piet en Nora lijkt sprekend op zijn vader, alleen wil hij geen contact met ons. Hij was het die buiten het theehuis stond. Voor Clara en alle andere blijven we oom en tante. De kleinkinderen noemen ons oma en opa.
Voorlopig hebben we geen plannen om Indonesië opnieuw te bezoeken.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Toen Johan en ik anderhalf jaar geleden afspraken om een blog bij te houden over onze reis in 1974-1975 naar Indonesië pochte ik nog dat ik de hele reis uit mijn hoofd op kon schrijven. Dat gold misschien voor de eerste twee weken, daarna bleek het geheugen een kronkelig labyrint.
Gelukkig zijn tien van vijftien brieven aan mijn ouders bewaard. Daar kon ik uit eerste hand lezen hoe ik in die tijd dacht. Blijft natuurlijk de vraag hoe eerlijk die brieven waren. Ik heb vast dingen weggelaten om mijn ouders niet ongerust te maken. En ik moet ook bekennen dat er zaken zijn die je nu eenmaal niet met je ouders bespreekt. Van de brieven aan vrienden vind ik hooguit een echo in de reacties die ze me sturen.
Dank zij de agenda van Johan heb ik de hele reis kunnen reconstrueren. En dan blijkt pas hoe het geheugen met je op de loop kan gaan. Ik zie nog precies voor me waar ik het zakmesje waar ik zo trots op was ben verloren. Ik stap van het perron het talud af naar een hokje van ruwe planken op 30-40 meter afstand. Maar in welk station was dat ook weer? Dat moest wel in Birma zijn, want anders klopte mijn verhaal niet dat je vroeger gewoon met een mes een vliegtuig in kon stappen. Uit Johan's agenda blijkt dat ik dat mesje op het eerste station in India al ben verloren.
Ik was stom verrast te lezen dat we tot twee keer in Depok zijn geweest. En dat Johan ook een oom in Jakarta had. Een bijzondere ervaring met de onbetrouwbaarheid van het geheugen had ik in 2009. Anna, mijn dochter, bracht een bezoek aan Medan. Ik schreef haar dat ze niet moest vergeten even langs de moskee te lopen. Die had een bijzondere Nederlandse stationsklok aan de gevel. Hoe ze ook keek, geen klok te bekennen. Dus de imam om raad gevraagd. Nee, een klok op de gevel, daar kon hij zich niets van herinneren, maar ze hadden nog wel een prachtige staande klok binnen. Misschien was ik daar mee in de war. Nee, het was veel erger, het begon langzaam tot me door te dringen dat ik de moskee van Banda Aceh moeiteloos naar Medan had verplaatst. Maar het vreemdste van alles was dat ik op foto's de moskee van Medan absoluut niet meer herkende, terwijl ik daar in 1981 voor een tweede keer geweest ben.
Het blog heeft me in elk geval geholpen om drie dromen te duiden. In de eerste droom loop in een tropische omgeving, ik zie een haag met bougainville of iets wat daar op lijkt. Achter de heg is een huis met bamboematten op de muren. Er zitten mensen achter de haag, maar het lukt me niet er achter te komen wie het zijn. Toen ik de brief aan mijn ouders las, waarin ik vertel over ons bezoek aan Nora Tentua zag ik opeens de haag weer voor me. Als je er omheen liep kwam je bij de ingang van hun huis.
In een tweede droom loop ik samen met iemand op een bergachtige weg. We lopen pal naar het oosten. Ik weet dat we in Indonesië zijn, maar ik weet niet waar ik ben. Dan zie ik een kaart van Oost-Java. Maar de weg houdt op, of we willen niet meer verder. Ik weet nu dat we niet in Oost_Java lopen, maar op Bali. We zijn op weg naar de Gunung Batur.
In de laatste droom loop ik in mijn eentje door een stad, het lijkt op Medan bij avond. Ik voel me niet helemaal op mijn gemak, ik ben op weg naar een hotel. Maar hoe kan dat nou? Ik heb nooit alleen 's avonds in Medan rondgelopen. Maar in een brief aan mijn ouders beschrijf ik het hele voorval. Ook Johan wist mij dit verhaal te vertellen.
Bij het schrijven was internet natuurlijk ook een dankbare bron. Daar vond ik ook Gert-Jan Helwes, die een boek heeft geschreven over de reis samen met zijn broer Hans, via Australië naar Zuid-Amerika. Titel: "Ok, ik ga met je mee." We hebben samen met de Helwessen op gereisd vanaf Tabriz tot Vang Vieng, waar we ze in de bus langs zagen komen. Eerlijk gezegd heb ik me er niet toe kunnen zetten aan het boek te beginnen. Het staat nog steeds ongelezen in mijn boekenkast.
-
07 Augustus 2014 - 08:16
Veronica:
Een droom van een prachtige reis! Mooi verhaal!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley