Istanboel-Teheran
Blijf op de hoogte en volg herman en johan
30 Oktober 2012 | Iran, Teheran
Maandagmorgen rijden we al vroeg in de ochtend naar de haven. Daar wordt de bus in takels gehangen en aan boord van een schip gehesen. Dat schip wordt de komende twee dagen ons vervoermiddel en slaapplaats.
Het wegvaren uit Istaboel is een onvergetelijk moment. Vanaf het water ziet de stad er sprookjesachtig uit met al die prachtige koepels, torentjes en minaretten. Na een paar uur varen zien we overal om ons heen lichtblauwe kwallen in het water. Dan roept Tef ons naar de boeg. Daar zwemmen 5, 6 bruinvissen in de boeggolf. Ze springen en buitelen. Het is 30 graden, stralend weer.
Ik raak in gesprek met een oudere Turkse man, met een mooi grijs baardje en een stoffen Turkse muts. Hij spreekt geen Engels en ik geen Turks maar dat is geen bezwaar. We praten met handen en voeten. Wel voorzichtig natuurlijk, want gebaren kunnen hier heel iets anders betekenen. Als ik hem een sigaret aanbiedt, lacht hij "nee", vouwt zijn handen en wijst vervolgens naar boven. Dan maakt hij een gebaar waaruit ik opmaak dat hij niet mag roken. Ach natuurlijk, Ramadan.
Als het tegen de avond afkoelt ziet Hans dat de man het koud heeft. Hij gaat op zoek in zijn zakken met kleding en komt terug met een afgedragen regenjas. De man is dolgelukkig, hij loopt de rest van de reis trots met zijn jas te pronken en laat niet na ons telkens weer te bedanken. Ik wordt er verlegen van. Ik adviseer Hans de rest van de kleding ook aan ontwikkelingswerk te besteden, maar voor hem is de kleding handel. Hij moet er tenslotte van leven.
Naar het noorden zien we donkere contouren, is dat Rusland? We vragen ons af hoe ver je eigenlijk kunt kijken. Ik meen dat je toch gemakkelijk 30-40 km ver moet kunnen kijken. Als je op een winternacht onder Leeuwarden fietst ziet je het licht van de vuurtoren van Ameland over het land strijken en dat is toch zeker 30 km. En bovenop de Martinitoren kun je bij helder weer Delfzijl zien. Hoe breed is de Zwarte Zee eigenlijk tussen Turkije en Rusland? We komen er niet uit. De een zegt 100 de ander 500, misschien wel 1000. Ik houd het tenslotte maar op bewolking in de vorm van een berglandschap.
Onderweg legt het schip in verschillende plaatsen aan. Vanuit Samsun stuur ik een kaart naar mijn ouders met Kathmandu als poste restante adres. We verwachten daar begin november aan te komen. Als we in Giresun aanleggen is de ramadan afgelopen. De theehuizen zitten weer vol en overal waar we lopen worden we uitgenodigd en krijgen we heerlijke zoete thee aangeboden in kleine kelkvormige glaasjes. We raken in gesprek met Turken die een beetje Duits spreken. Goede oefening in "small talk", over het weer, werk, eten, waar je vandaan komt, waar je naar toe gaat, waar je voor uit moet kijken - geldwisselaars, bijvoorbeeld - …
In Trabzon wordt de bus weer van de boot getakeld en rijden we al snel hoog de bergen in. Het landschap is ruig en kaal. De dorpjes zien er vervallen uit, de huizen zijn armoedig, de meeste straten onverhard. Johan en ik letten vooral op de uithangborden en proberen te achterhalen wat er staat. "Turkiye is Bankasi" is al snel onze favoriet. Een andere favoriet is het zoemende "zrum, zrum, zrum" dat je op busstations hoort. Van Hans begrijpen we dat Erzurum de volgende grote plaats is op de route.
Als we onderweg op een stil en ruig stuk stoppen schreeuwen Johan en ik uitgelaten "Turki is bankasi" en we zoemen "zrum, , zrum, zrum". Hans kijkt ons verstoord aan en vraagt of we gek geworden zijn. Straks trekken we hier allemaal Turken aan en in deze streek zijn ze beslist niet vriendelijk. Beschaamd doen we er het zwijgen toe.
Ik beland weer eens in een typische Tef discussie. Nu over het steile dal direct naast de weg. Ik schat dat zo'n 80 meter diep en vraag me af hoe lang je er over zou doen om naar beneden te klimmen en dan aan de andere kant weer omhoog. Met tien minuten moet je toch wel beneden kunnen zijn. Belachelijk zegt Tef, daar ben je minstens een half uur mee bezig. "Met dat lijf van jou wel", denk ik en houdt verder mijn mond.
De mensen hier in Oost-Turkije zien er anders uit. Ik zie veel mensen met de wonderlijkste neuzen. Groot en haaks, mooi en aandoenlijk tegelijk. Onderweg pikken we nog een lifter op. Hij komt bij mij en Wilma achter in zitten. We geven hem een felrode pet. De man is er erg verguld mee. Hij heeft een tijdje in Duitsland gewerkt, dus het lukt om een gesprekje aan te knopen. Als na verloop van tijd het gesprek stil valt haalt de man een pistool uit zijn binnenzak. Wilma trekt wit weg en zelf schrik ik ook behoorlijk. We hebben met zijn allen tenslotte een veel geld bij ons, waarmee je in deze streek gemakkelijk een paar jaar van kan even. De spanning valt weg als we begrijpen dat hij het pistool alleen maar vol trots wil laten zien.
Die nacht slapen Johan en ik op de grond naast de verhoging. Ik doe geen oog dicht van de kou. Onze mooie slaapzakjes zijn een miskoop. Het aluminiumfolie houdt de kou wel even weg, maar als die in de slaapzak getrokken is houdt hetzelfde folie die kou perfect vast. Ook Tef, Wilma en Hans slapen slecht, wakker gehouden door het geritsel van de slaapzakken. De volgende ochtend heeft ook de bus er moeite mee. Hij wil pas weer starten als Hans de motor heeft voorverwarmd door er een klein vuurtje onder te stoken van oude kranten.
Na Erzurum komen we op een drukke internationale route. We zien nu ook veel prachtig versierde vrachtauto's. Ze hebben een soort mozaïek van blauwe en zilveren vormen. Claxons zijn hier de remplaçant voor het gewei van herten. De chauffeurs grijpen elke kans aan om uitbundig te burlen. In de dorpen staan nu ook groepjes kinderen ons met stenen op te wachten. Hans legt uit dat het de bedoeling is sigaretten uit het raam te gooien. Een simpele ruilhandel: geen stenen voor sigaretten.
Ik kan goed begrijpen dat mensen gedacht hebben dat de Ark na de zondvloed op de Ararat gestrand is. Dit is echt het hoogste punt in de wijde omtrek. In Oostenrijk staan de bergen op een kluitje, daar vechten de toppen om de aandacht. Maar hier rijdt je urenlang langs een eenzame sneeuwbedekte top. Voor de Turk-Iraanse grens hebben we nog wat hoge passen te nemen. Het is een smalle drukke weg, met veel haarspeldbochten en langs diepe ravijnen. Hans rijdt heel voorzichtig door de bochten, want vrachtauto's houden zich hier niet aan de rijhelft. Gewoon hand op de claxon en inshallah. Er is maar één manier om auto's te dwingen rechts te houden, dat is door trottoirbanden in het midden van een bocht te plaatsen. Primitief, maar wel afdoende.
Op zaterdag passeren we de Turks-Perzische grens. Als we de bergen uit zijn worden de wegen beter, de mensen mooier, de armoede minder en de temperatuur hoger. We rijden nu door een mooi afwisselend op goed onderhouden asfaltwegen. Hans wijst ons op de benzinestations, kleine oases van bloemen. Waar je in Europa 5 minuten staat te tanken, ben je hier in 1 minuut klaar. Ze hebben hier iets met olie, dat is wel duidelijk. Ze hebben hier ook iets met de sjah, of de sjah heeft iets met Perzië, want overal zie je zijn portret hangen.
In Tabriz zien we hoe ze platte broden bakken in een gat in de grond. We kopen heerlijke yoghurt met honing, zacht en romig. Voor de dorst, nemen we de extreem zure uitvoering met klonten. Mij is het wel duidelijk dat je voor yoghurt hier moet zijn en niet in Bulgarije.
Omdat we nog steeds 's avonds zelf koken maken we niet echt kennis met de Perzische keuken. Wel jammer, maar 's avonds naast de auto eten en kletsen heeft ook zijn charmes. Zeker met de aangename temperatuur hier. Ik kijk elke dag weer uit naar de driedimensionale wereld die zich 's avonds aandient. Lichtjes boven, lichtjes beneden, links, rechts, overal, het blijft een prachtig gezicht voor een romantische vlaklander.
Hans heeft het trouwens niet zo op Perzen. Hij vindt ze maar opdringerig. Gek eigenlijk, want waar we ook in Turkije stil staan, binnen de kortste keren staan er 30-40 mensen je zwijgend aan te staren. Hij bedoelt waarschijnlijk dat Perzen je ook echt aanspreken. In Tabriz ontmoet ik een paar jongens die goed Engels spreken, waar ze overigens niet veel meer mee doen dat je in een tapijtfabriek uit te nodigen. Daar had Hans al voor gewaarschuwd, dus hebben we maar geen gebruik gemaakt van het aanbod. Jammer eigenlijk, want nu weet ik niet hoe dat is. En misschien ben ik wel een fabriekje met het vliegende soort misgelopen.
Tien dagen na ons vertrek bereiken we Teheran. Een grote drukke westerse stad. We zijn nu 5000 km onderweg, zo'n beetje op de helft van de tocht naar Kathmandu. We zijn terug gereisd in de tijd, tot honderden jaren terug in Oost-Turkije en nu zijn we weer terug in de huidige tijd, maar wel in een andere wereld.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley