On the road again: Van Djakarta naar Padang
Door: Herman
Blijf op de hoogte en volg herman en johan
21 April 2013 | Indonesië, Padang
Eerste etappe: Djakarta - Merak
De afstand tussen Djakarta en Merak is 120 kilometer. De trein bestaat uit een lange reeks wagons uit begin 1900 getrokken door een stoomlocomotief. De wagons zijn overvol en we vinden nog maar amper een plekje in de deuropening. Dat is altijd nog beter dan dakklasse, dat is dan wel gratis, maar je zit voortdurend in de roetpluimen van de locomotief. Het is een levendige reis. De trein hobbelt met 5-10 kilometer rakelings langs huisjes en stopt voor iedereen die zijn hand opsteekt. Uiteraard stappen voortdurend handelaren in en uit die hun waren willen verkopen, bedelaars die hun inkomen aan willen vullen, dieven die op zoek naar onbewaakte bagage en moslimfanaten die hel en verdoemenis komen preken. We vervelen ons geen moment. Buiten Djakarta wordt de snelheid opgevoerd naar 20-30 km per uur. Om 11.00 's avonds stopt de trein in Serang. We zijn op driekwart van onze bestemming. Waarom de trein stopt, niemand die het weet. We vragen het maar eens aan de stationschef, maar hij kan ons ook niet verder helpen. Wel biedt hij ons een slaapplaats aan in zijn kantoor, waar we dankbaar gebruik van maken. Tegen vijf uur worden we gewekt en alles wijst er op dat de trein weer gaat vertrekken. De locomotief staat te puffen en te blazen, roetpluimen stijgen op en we horen de prachtig weemoedige klank van de stoomfluit. We vervolgen onze reis in een rustig tempo en arriveren 7 uur 's ochtends uitgeslapen in Merak. Een treinreis van 15 uur over een afstand van 120 kilometer waar een bus 4 uur over doet. Dat is met recht een memorabele start van onze road-trip.
Tweede etappe: Merak - Lampung
Indonesië is het land van uniformen. Altijd en overal zie je wel een militair of een politie-agent. Hoewel iedereen in Indonesië klaagt over de corruptie van de uniformen hebben Johan en ik daar geen enkele last van. In tegendeel zelfs. Er staat een lange rij voor het loket van de ferry. Een uniform komt naar ons toe en vraagt wat wij willen. Een kaartje voor de ferry, antwoorden we naar waarheid. Geen probleem, hij gaat kaartjes voor ons halen.
Op de ferry hangen we wat aan de reling. We mijmeren nog wat over ons bezoek in Djakarta aan het voormalige Hollandse museum. Een openluchtmuseum met klassieke huizen uit de hele Indonesische archipel. Buitengewoon mooi. Maar erg lang samen ongestoord staan is in Indonesië onmogelijk. Altijd is er wel iemand die zijn Engels wil oefenen. Het is wel duidelijk, het Nederlands is hier op zijn retour en het Engels heeft de toekomst. Het is niet voor niks dat de spelling van het Indonesisch ver-Engelsd is. We worden aangesproken door Andy en Amir, jongens van onze leeftijd. Zoals gebruikelijk is het Engels al snel niet meer toereikend. Maar geen probleem we schakelen soepel over op Bahasa. Muziek, film, meisjes, gandja, universiteit, sex, corruptie, toekomst, Nederland, ouders, familie, geloof, alles komt aan de orde. Amir nodigt ons bij hem thuis uit in Tanjung Karang. De ouders, broers, zusters en oma van Amir, ze vinden het allemaal erg gezellig. We spelen tafeltennis en volleybal, we zingen, we maken muziek en luisteren naar de verhalen. Ze plagen ons dat we geen Javaans verstaan. Geen probleem, als ze op Javaans overschakelen, droom ik weg bij de zangerige klanken. Ik wil helemaal niet terug naar huis, ik wil hier blijven.
Derde etappe: Lampung - Lubuklinggau
Een buurman van Amir brengt ons in zijn auto naar het station. Daar zien we een jongen met rossig krulhaar vloeken en tieren. Hij stelt zich voor als Paul, komt uit Australië, spreekt onverstaanbaar en is duidelijk in het verkeerde land terechtgekomen. Tot aan Padang blijft Paul zich over van alles en nog wat opwinden: dat de trein te laat vertrekt, dat iedereen Engels met hem wil spreken, dat de bussen te vol zijn, dat niemand hem begrijpt, dat het regent, dat hij opgelicht wordt, dat het eten niet smaakt, er is werkelijk geen onderwerp waar hij niet boos over kan worden. L'enfer c'est les Indonesiens, dat is wel duidelijk. Ik bedoel maar, ik kan zelf ook behoorlijk chagrijnig zijn, maar hier heb ik duidelijk mijn meester gevonden.
Het duurt een dag voordat we Paul's Engels een beetje kunnen volgen. Dan blijkt hij ook een aimabele kant te hebben. We wisselen natuurlijk allerlei verhalen uit, Johan en ik zijn in Paul's ogen reisveteranen. Als ik vertel over onze tocht in Laos naar de grot en dat we met stokken slaan om de slangen weg te jagen, begint hij schamper te lachen. Slangen die op de vlucht slaan van geritsel, nee, dan de slangen in Australië. Die worden juist agressief als ze iets horen. Er zijn daar zwarte slangen die zelfs een locomotief achterna zitten. Ik vraag nog onschuldig of die slangen soms Paul heten.
We zitten heerlijk aan een tafeltje in de restauratie. Alle gelegenheid om met zijn drieën te kaarten. Officieel mag je hier in de trein niet kaarten, maar de Nederlands sprekende hoofdconducteur knijpt een oogje toe. Paul leert ons uka spelen, een kaartspel met 52 kaarten. Elke speler krijgt 5 kaarten, de bovenste kaart van de stapel bepaalt de troef. De spelers mogen om de beurt passen of gaan. De deler heeft de kans een willekeurige kaart om te ruilen voor de open kaart. Kleur bekennen is verplicht, introeven mag altijd. Lukt het de speler die gaat drie slagen te maken, dan krijgt hij 1 punt, bij vier slagen 2 punten en bij vijf slagen 3 punten. Lukt het niet om drie slagen te maken, dan krijgt de eerste speler die 2 slagen maakt 3 punten.
Ook leert Paul ons een nieuw patience-spel: leg aas, twee, drie en vier naast elkaar. Het stapeltje van de aas aanvullen met 2, 3 enz. , het stapeltje van de 2 aanvullen met 4, 6, 8, 10, V, A, 3 enz. , het stapeltje van de de 3 aanvullen met 6, 9, V, 2, 5 enz., het stapeltje van de vier aanvullen met 8, V, 3, 7, enz. Lukt het niet de kaart direct weg te spelen, dan mag deze onder een van de vier stapeltjes gelegd worden. Een verslavend spel. Voor we het weten komen we in Lubuklinggau aan. 600 kilometer in 20 uur. De snelheid gaat omhoog.
Vierde etappe: Lubuklinggau - Padang
De bussen op Sumatra heb ik al eens eerder beschreven. Ze hebben meer van een omgebouwde vrachtwagen dan van een bus. Ze zijn zo laag dat de gemiddelde Europeaan hier nauwelijks inpast. Ik bof nog met met 1.76 m, maar voor Johan en Paul is het afzien. Alle bussen hebben banken over de hele breedte, waar je met 5 man al krap zit, maar die bedoeld zijn voor 6 mensen en als het druk schikt ieder nog eens verder in zodat de banken aan 8 mensen plaats bieden. Paul mist ook een tafeltje om te kaarten.
Sumatra is zo'n 1800 kilometer lang en gemiddeld 300 kilometer breed. Op de lengte-as ligt een gebergte met passen tussen de 1000 en 2000 meter. Het is het eind van de regentijd en wij rijden aan de westkant van de bergen naar het Noorden. Voor 1942 moet dit een goede weg geweest zijn, maar in 1942 hebben de Nederlanders alle grote bruggen opgeblazen om de opmars van de Japanners te vertragen. Jammer genoeg hebben de Indonesiërs in 25 jaar onafhankelijkheid nog geen tijd gevonden deze bruggen te herstellen. Wel hebben ze al een naam bedacht voor een nieuw te plannen weg, de "Trans-Sumateran Highway". Dat is natuurlijk heel mooi, maar voorlopig moeten we per vlot alle rivieren over. Bij de eerste rivier gaat het al mis. Laatste restanten regentijd, de stroom is veel te sterk, dus we moeten wachten tot het water weer wat gezakt is. Niemand weet hoe lang het wachten gaat duren. We maken de tijd nuttig door wat slaap in te halen op het dak van de bus, heerlijk languit, tussen de bagage, maar wel koud. Om 6.00 uur 's ochtends kunnen we weer verder. Iedereen stapt uit en de bus rijdt voorzichtig het vlot op. Het vlot wordt dan met bus en al via een touw naar de andere kant getrokken. Dan glibbert de bus weer verder, nooit harder dan 20 kilometer, over de modderige wegen. Op naar de volgende rivier. Dit herhaalt zich nog 7 - 8 keer. In Bangko besluiten Johan en ik niet per vlot over te steken, maar over het smalle wegdek van de oude brug te lopen. We kijken recht 20 meter naar beneden, boven een sterk stromende rivier. Waanzinnig. In Bangko krijgen we een lift aangeboden, met jeep naar Medan. Nee, dank u.
Midden in de nacht, motorpech. Even is het stil, dan nemen de geluiden van de jungle het over, we horen gibbons zingen, en het monotone gesjirp van de cicaden. Na een uurtje rijden we weer verder. Lange busreizen bevorderen de saamhorigheid. Zo ontfermt een vrouw van een jaar of vijfendertig zich over ons welzijn. Ze reist samen met een klein meisje van een jaar of drie. De vrouw spreekt nog een beetje Nederlands en elke keer als we stoppen trakteert ze ons op eten en drinken. We worden er wat verlegen van. Ik geef het meisje als tegenprestatie kleurpotloden en tekenpapier. Dat valt in goede aarde. Op een gegeven moment krijgen we doerian voorgezet. Het is een stekelige vrucht - vandaar de naam - met wit vruchtvlees in de vorm van niertjes of galblaas. De vrucht ruikt naar de groentemarkt aan het eind van de dag. Een weeïge lucht van bedorven groente. Johan en ik kijken elkaar aan, moeten we hier van eten. De smaak is, eh … gecompliceerd. Nee, dat zeg ik niet goed, de smaken tuimelen over elkaar heen, banaan, vanille, ui, en een paar dingen die ik niet kan benoemen. Sensationeel lekker.
Lange busreizen bevorderen ook de reflectie. Ik vraag me af waar we het toch aan verdiend hebben dat mensen ons in het algemeen zo vriendelijke behandelen. Je zou verwachten dat er nog veel oud zeer is over de politionele acties. Maar het tegendeel lijkt het geval. Onderling zijn Indonesiërs vaak helemaal niet vriendelijk. Neem alleen al de corruptie, waar het geüniformeerde deel van de samenleving het andere deel de zuur verdiende centen afpakt. Of in de tijd van de politionele acties, waarin de vrijheidsstrijders zo druk bezig waren elkaar te bevechten dat ze aan de strijd met de Nederlanders nauwelijks toekwamen. Of 1965. Ik herinner me dat Wim Kan op een oudejaarsavond conference Soekarno nadeed: "Ik voel me kiplekkerrrrrr", vet op z'n Indo's uitgesproken. Dat was lachen. Maar in Indonesië viel in die tijd weinig te lachen. In Depok spraken we nog een Ambonees die vertelde dat zijn vader - een dominee - in die periode spoorloos verdwenen is. Volgens hem zijn er in die tijd meer dan 100.000 mensen opgepakt, gevangen gezet, vermoord. We hebben daar vaker mensen toespelingen over horen maken. Een verwarrend land is het wel.
Maar het is al weer ochtend geworden en we rijden langs een prachtig meer, de Singkarak. Strak blauw, mooie golfslag, ideaal om te zeilen. Maar geen enkele boot te zien. We geven het nog 5 tot 10 jaar dan is het één groot toeristenoord, waar je kunt waterskiën, duiken en zeilen. Misschien kunnen we zelf hier wat op gaan zetten. Jongens zijn we, maar aardige jongens. Plannen genoeg in elk geval.
In Padang Pandjang stappen we over in de bus naar Padang. We rijden gelijk op met een bergtreintje, een locomotief met een paar wagons. Waar het steil wordt is midden op het spoor een tandradbaan gemonteerd en schakelt de locomotief over op tandwielaandrijving Het is een vrolijk gezicht de trein heuvel op en heuvel af te zien rijden in hetzelfde tempo als de bus. Er wordt over en weer enthousiast gezwaaid. Om 11 uur 's ochtends komen we dan eindelijk aan in Padang, na een reis van 48 uur over 600 kilometer. We nemen een kamer in hotel Tiga Tiga en slapen 16 uur aan één stuk.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley